Analoge concertfotografie
Disclaimer vooraf: dit wordt er eentje voor de fotografie-nerds…
Ik heb het er hier al vaak over gehad: ik werk terug geregeld analoog. De reden? Eigenlijk vooral omdat het leuk is. Ik zit letterlijk hele dagen achter een pc, als het niet is om foto’s te bewerken dan is het om mails te beantwoorden of mijn administratie in orde te krijgen. Geregeld heb ik dus heimwee naar de tijden waarin fotografie iets was wat je (deels) met je handen deed. Films laden in je camera, in je doka (donkere kamer) de films op een spoel laden, ontwikkelen, proefstrips maken, prints afdrukken,… In mijn opleiding fotografie moest nagenoeg alles analoog (en bijna altijd in zwartwit) en hoewel we ons toen dood ergerden aan het tergend langzame proces om één goeie print te maken, heb ik er nu dus geregeld heimwee naar. Als ik Hanne zie tekenen van achter mijn loptop, ben ik jaloers op het “tactiele” aspect van haar kunst. En niet alleen dat, maar de wetenschap dat je op die manier ook nog eens een echt uniek object creëert maakt het helemaal top. Want ook een goeie, analoge afdruk in de doka is altijd uniek. Zelfs al start je van hetzelfde negatief, het eindresultaat van twee prints is nooit helemaal identiek. Past dus helemaal in het karakter van de “Limited Editions” die ik verkoop.
Maar zo ver als een echte analoge afdruk ben ik jammer genoeg nog niet. Omdat ik er de ruimte en uitrusting niet (meer) voor heb, maar, laat ons eerlijk zijn, ook de skill ontbreekt. Want bij elk rolletjes dat ik tegenwoordig belicht, besef ik hoe verwend we tegenwoordig zijn met onze camera’s. Supersnelle en intelligente scherpstelling, nauwkeurige lichtmeting, hoge framerates,… De technologie is tegenwoordig zo een luxe dat je eigenlijk vaak de essentie vergeet. Bij de analoge camera’s die ik gebruik is het namelijk wel een ander verhaal. Ik werk op dit moment met twee verschillende analoge camera’s.
De analoge camera die ik intussen al bijna twintig jaar (!!) heb is een Mamiya 645 die vlotjes veertig jaar of ouder is. Volledig manueel: geen ingebouwde lichtmeter, geen automatische scherpstelling of filmtransport. Lees: ofwel werk je met een externe lichtmeter, ofwel is het gokwerk. Neem daarbij dat dit een “middenformaat” camera is: super-grote negatieven en dus ideaal om grote afdrukken (of scans) van te maken, maar waanzinnig groot en zwaar om mee te sleuren. Niet echt een compactje dus. Mijn tweede filmcamera is een Minolta SRT-101. Nog steeds geen autofocus, maar wel twee gigantische voordelen: een ingebouwde lichtmeter en het is een kleinbeeld-camera. Lees: dankzij de lichtmeter is het geen gokwerk meer welk diafragma / sluitertijd te gebruiken, en de camera is weinig zwaarder / groter dan een moderne digitale camera. Veel handiger dus. Net daarom is die laatste intussen mijn favoriet die ik dan ook meer dan geregeld gebruik tegenwoordig. Ook voor concerten!
Want hoewel ik hier al vaker wat analoge beelden gepost heb van op vakantie en dergelijke, werk ik ook bij de vele concerten die ik doe geregeld analoog. Als de omstandigheden het toelaten tenminste. Want uiteraard werk ik voor Het Depot wel gewoon digitaal: zij hebben de beelden snel nodig dus analoog werken is geen optie. Maar afhankelijk van hoe druk het is en hoeveel tijd ik heb, probeer ik toch ook bij veel concerten minstens enkele analoge frames te schieten. Vaak blijven die films dus lang in de camera en ontwikkel ik ze pas een hele tijd later. Zodoende dus dat ik hier nu nog kom aandraven met analoge concertfoto’s die ik weken of zelfs maandan geleden schoot. Maar jullie weten intussen ook dat ik dat net leuk vindt, die onverwachte verrassingen terug ontdekken bij het ontwikkelen van die films.
Zoals ik hierboven al zei: we zijn als fotograaf enorm verwend met onze moderne apparatuur. De analoge concertfoto’s bewijzen dat. Ze zijn “soft” (om de term onscherp te vermijden), hebben gigantisch veel korrel door de “snelle” films van 800 of zelfs 3200 ISO die ik gebruik (of 400 die ik dan bij het ontwikkelen enkele stops “push” voor een beter negatief), hebben allerlei imperfecties door de oude lenzen of middelmatige scans die ik maak,… Kortom: iedereen die af en toe door Instagram scrolt of een moderne foto ziet, zal janken bij de technische kwaliteit van deze beelden. Toegegeven: ik kan mits wat meer routine nog wel wat extra kwaliteit uit de brand slepen hier en daar, maar het blijft een uitdaging. In de zoeker van zo een oude camera zie je nauwelijks IETS bij een doorsnee concert, laat staan dat je de scherpte kan beoordelen. En laat helemaal staan dat je dan ook nog snel genoeg zou kunnen scherpstellen om de beweging van een doorsnee concert te kunnen bijbenen. En ook het gokwerk voor de belichting is een “trial and error” verhaal. Ik durf in alle bescheidenheid wel zeggen dat ik intussen vaak genoeg concerten gefotografeerd heb om “op het zicht” te kunnen zeggen of iets “f2,8, 1/500e en 800 ISO” is of eerder “f1,8, 1/125e, 3200 ISO en hopen dat er iets opstaat”, maar zonder de luxe van “even te gaan kijken op het scherm” wordt het vaak echt gokken en “hope for the best”.
Ook de kadrage / compositie is trouwens een zwaar onderschatte uitdaging. Je zou denken dat daar weinig verschil zou zitten met moderne camera’s: je vult je zoeker toch gewoon tot de compositie ok is, of dat beeld nu analoog of digitaal wordt vastgelegd maakt toch niet uit? Klopt. Maar zoals ik al zei: die oude, analoge zoekers zijn niet zo helder als een super-moderne electronische zoeker. Lees: je ziet eigenlijk geen bal bij een donkerder concert-moment. Daarnaast werk ik nooit met zoomlenzen, dus ook niet op mijn analoge camera’s. Lees: kleine aanpassingen om je frame beter te vullen zijn gewoon onmogelijk. In het beste geval kan je snel fysiek wat meer of minder afstand nemen, maar dat kan uiteraard enkel als je ook plaats hebt om te bewegen. Niet bij de meeste concerten dus waar je gewoon tussen het publiek moet werken. En tenslotte zijn de manuele scherpstelling en het kadreren van je beeld bij die oude toestellen ook gelinkt. Je ziet enkel in het midden van je zoeker of het beeld scherp is. Dus je moet eerst manueel scherpstellen met het onderwerp in het midden, dan herkadreren om je compositie te bepalen en dan pas je beeld maken in de hoop dat je beeld dan nog altijd scherp is… Lees: veeeeel gedoe, gokwerk en “net niet scherp”-situaties nadien.
Om maar te zeggen: ik weet dat er nog werk aan de winkel is, maar ondanks de bedenkelijke technische kwaliteit ben ik echt zot van de look het “gevoel” van sommige van die beelden. Want net door het feit dat niet alles haarscherp en duidelijk is, krijgen de beelden iets mysterieus dat ik mis bij de “perfecte” moderne foto’s. Maar laat vooral weten wat je er zelf van vindt!
Mijn volgende missie: ook de backstage portretten analoog aanpakken…
C U soon,
Roel